Het heeft geen effect op de diagnostische accuratesse van coassistenten als de huisarts in een verwijsbrief een diagnose suggereert. De suggestie leidt er echter wel toe dat coassistenten minder ziektebeelden in hun differentiaaldiagnose noemen. Dit is de conclusie van een experimentele studie uitgevoerd door Justine Staal (Erasmus MC) en collega’s (BMC Med Educ. 2022; online 8 april).
Aan het experiment deden 44 coassistenten mee. De coassistenten kregen in een willekeurige volgorde 6 fictieve verwijsbrieven van huisartsen voorgelegd. In 2 verwijsbrieven stond alleen de klacht van de patiënt (controle). In 2 brieven noemde de huisarts de juiste diagnose als suggestie, en in 2 andere brieven noemde de huisarts een onjuiste diagnose. De coassistenten moesten op basis van deze verwijsbrieven de meest waarschijnlijke diagnose benoemen. De onderzoekers keken of deze correct was (diagnostische accuratesse). Daarnaast onderzochten zij het vertrouwen van de coassistenten in de diagnose (schaal van 1-10), de tijd tot het stellen van de diagnose en het aantal ziektebeelden in hun differentiaaldiagnose.
De suggesties in de verwijsbrieven van de huisartsen hadden geen effect op de diagnostische accuratesse van coassistenten, het vertrouwen of de tijd tot het stellen van diagnose. Coassistenten noemden meer ziektebeelden in hun differentiaaldiagnose wanneer de huisarts geen suggesties deed (gemiddeld 1,85 ziektebeelden, standaarddeviatie (SD) 1,09) dan wanneer de huisarts de juiste diagnose (1,52; SD: 0,96) of onjuiste diagnose had genoemd (1,42; SD: 0,97).
Het is nog onduidelijk hoe deze resultaten zich vertalen naar de klinische praktijk en of deze ook gelden voor andere zorgverleners. Eerder onderzoek toonde aan dat suggesties in verwijsbrieven wel degelijk effect hebben op de diagnostische accuratesse van artsen. Het is daarom belangrijk om het experiment te herhalen onder andere zorgverleners.