Aan splitsing kan geen terugwerkende kracht worden verleend

Research output: Contribution to journalCase noteProfessional

1 Downloads (Pure)

Abstract

X (bv; belanghebbende) drijft een onderneming op het gebied van de verhuur en lease van machines.
Nadat X zich – in overleg met haar adviseur – had beraden over de mogelijkheid om een gedeelte van haar overtollige liquiditeiten af te splitsen door middel van een juridische splitsing, zulks ter voorbereiding op een mogelijke opvolging en ter zekerstelling van de gevormde pensioenen van haar directie, hebben de aandeelhouders op 31 december 2013 A (nv) opgericht.
A heeft op verzoek de status van vrijgestelde beleggingsinstelling gekregen met ingang van 1 januari 2014. Het besluit tot splitsing is genomen op 3 november 2014. De Inspecteur heeft bij de vaststelling van de aanslag vpb 2014 de belastbare winst van X met € 68.233 verhoogd (het resultaat van de effectenportefeuille tot 4 november).
Bij Rechtbank Zeeland-West-Brabant is in geschil of voor de vennootschapsbelasting aan de splitsing terugwerkende kracht tot 1 januari 2014 kan worden verleend. De Rechtbank overweegt dat in de Wet VpB 1969 niet is bepaald welk moment fiscaal als splitsingsmoment geldt. Daarom is het
civiele recht leidend. Dat betekent dat de dag na die van het notarieel verlijden van de splitsingsakte, dus 4 november 2014, het splitsingsmoment is. In de wet noch in de wetsgeschiedenis is enig aanknopingspunt te vinden voor de opvatting dat aansluiting kan worden gezocht bij de intentie van de splitsende en verkrijgende rechtspersoon. Het besluit van de staatssecretaris van 19 december
2000 (CPP2000/2682M) brengt – ervan uitgaande dat X daarop een beroep kan doen – niet mee dat het splitsingstijdstip op basis van een eigen invulling daarvan en intenties daaromtrent kan worden bepaald. X kan geen aanspraak maken op de in het besluit voorziene terugwerkende kracht omdat het besluit niet van toepassing is. Dit betekent dat de jaarwinst van X moet worden bepaald inclusief het resultaat van de effectenportefeuille tot 4 november 2014. Voor dat geval is het door de Inspecteur bij de aanslagregeling in aanmerking genomen bedrag niet in geschil.
Het beroep van X wordt ongegrond verklaard.
Original languageDutch
JournalNLFiscaal
Volume2022
Issue number0355
Publication statusPublished - 2022

Court cases

CourtRechtbank Zeeland-West Brabant
Date of judgement12/01/22
Case numbernr. 19/976
ECLI IDECLI:NL:RBZWB:2022:118

Cite this