Abstract
Op 29 april 2021 beantwoordde de staatssecretaris Kamervragen van de leden Van Dijk en Alkaya (beiden SP), ingezonden op 8 april 2021, over één mondiaal minimumtarief voor winstbelasting. De staatssecretaris is gevraagd naar zijn oordeel over het bericht ‘VS bepleiten mondiaal minimumtarief voor winst- en vennootschapsbelasting om race to the bottom te stoppen’ in De Volkskrant (6 april 2021). De staatssecretaris geeft aan dat binnen het Inclusive Framework (IF) van de OESO al geruime tijd wordt gesproken over een herziening van het internationale belastingsysteem. Ook een minimumniveau van belastingheffing bij internationaal opererende bedrijven staat op de agenda (Pijler 2). De staatssecretaris beoordeelt de uitlatingen van de Amerikaanse minister van Financiën (Janet Yellen) dat de Verenigde Staten (VS) nu pleiten voor sterke wereldwijde afspraken hierover als een positief signaal. De staatssecretaris deelt het pleidooi van Yellen om een mondiaal minimumtarief in te stellen. Mondiale afspraken over een minimumniveau van belastingheffing zetten in op het wereldwijd creëren van een gelijk speelveld en zijn een goed middel om belastingconcurrentie te verminderen. De Pijler 2-voorstellen bezien of landen feitelijk genoeg belasting heffen. Indien dit niet het geval is, kunnen andere landen extra belasting heffen om een minimumniveau van belastingheffing te bereiken. Pijler 2 verschilt van de CCCTB, die ziet op het creëren van een gemeenschappelijke geconsolideerde belastinggrondslag binnen de EU en een gelijk speelveld in de interne markt. Beide systemen kunnen volgens de staatssecretaris bijdragen aan het verminderen van het risico op een zogenoemde race to the bottom. De CCCTB betekent dat de soevereiniteit van lidstaten over de invulling van de winstbelasting verder wordt ingeperkt.
Original language | Dutch |
---|---|
Number of pages | 1 |
Journal | Nederlands Tijdschrift voor Fiscaal Recht |
Volume | 2021 |
Issue number | 1484 |
Publication status | Published - 6 May 2021 |