Abstract
De auteur bespreekt in dit artikel op hoofdlijnen het Europees burgerschap en de daaraan gekoppelde reis- en verblijfsrechten. Aan de hand van jurisprudentie van het HvJ EG wordt besproken op welke wijze invulling is gegeven aan het Europees burgerschap. Daarbij wordt tevens aandacht besteed aan uitspraken van het HvJ EG op fiscaal terrein. Uit de jurisprudentie van het HvJ EG kan worden opgemaakt dat een gemeenschapsonderdaan ook tegen de lidstaat van vertrek het EG-verdrag kan inroepen. Bij de invoering van de bepalingen over het burgerschap van de Unie werd volgens de auteur juist een enge werking van art. 18 EG beoogd. De auteur vraagt zich af wat nu eigenlijk nog de meerwaarde is van art. 39 (vrij verkeer van werknemers) EG en art. 43 (vrij verkeer van zelfstandigen) EG ten opzichte van het ruim uitgelegde art. 18 EG. De auteur gaat in dit kader tevens in op de vraag of een grensambtenaar (Renneberg) toegang heeft tot het EG-verdrag.
Original language | Undefined/Unknown |
---|---|
Pages (from-to) | 1139-1147 |
Number of pages | 8 |
Journal | Weekblad Fiscaal Recht |
Volume | 2008 |
Issue number | 6784 |
Publication status | Published - 2008 |
Externally published | Yes |
Research programs
- SAI 2007-05 FA