Abstract
Nationale rechters en het HvJ zijn belast met de handhaving van het EU-recht. Bestaat onduidelijkheid hoe een bepaling van EU-recht moet worden uitgelegd, dan heeft de nationale rechter de mogelijkheid - en soms de verplichting – de vraag voor te leggen aan het HvJ. In het arrest Cilfit heeft het HvJ aangegeven onder welke voorwaarden een nationale rechter geen prejudiciële vragen hoeft te stellen. In het arrest Consorzio heeft het HvJ deze voorwaarden bevestigd en aangescherpt. Op 8 oktober 2021 heeft de Hoge Raad uitspraak gedaan in een Schumacker-zaak. De Hoge Raad heeft in deze zaak geen prejudiciële vragen aan het HvJ gesteld. In dit artikel bespreekt de auteur in het licht van de Cilfit-doctrine of de Hoge Raad in deze zaak terecht geen aanleiding heeft gezien tot het stellen van prejudiciële vragen.
Original language | Dutch |
---|---|
Article number | 15 |
Pages (from-to) | 1-21 |
Journal | NLFiscaal Wetenschappelijk |
Volume | 2023 |
Issue number | 15 |
Publication status | Published - 2023 |
Research programs
- SAI 2007-05 FA