Cilfit en Schumacker: tijd voor nieuwe prejudiciële vragen aan het Hof van Justitie?

Erik Ros*

*Corresponding author for this work

Research output: Contribution to journalArticleAcademicpeer-review

122 Downloads (Pure)

Abstract

Nationale rechters en het HvJ zijn belast met de handhaving van het EU-recht. Bestaat onduidelijkheid hoe een bepaling van EU-recht moet worden uitgelegd, dan heeft de nationale rechter de mogelijkheid - en soms de verplichting – de vraag voor te leggen aan het HvJ. In het arrest Cilfit heeft het HvJ aangegeven onder welke voorwaarden een nationale rechter geen prejudiciële vragen hoeft te stellen. In het arrest Consorzio heeft het HvJ deze voorwaarden bevestigd en aangescherpt. Op 8 oktober 2021 heeft de Hoge Raad uitspraak gedaan in een Schumacker-zaak. De Hoge Raad heeft in deze zaak geen prejudiciële vragen aan het HvJ gesteld. In dit artikel bespreekt de auteur in het licht van de Cilfit-doctrine of de Hoge Raad in deze zaak terecht geen aanleiding heeft gezien tot het stellen van prejudiciële vragen.
Original languageDutch
Article number15
Pages (from-to)1-21
JournalNLFiscaal Wetenschappelijk
Volume2023
Issue number15
Publication statusPublished - 2023

Research programs

  • SAI 2007-05 FA

Cite this