Abstract
Het beleid in verschillende Europese landen is erop gericht om belangwekkende internationale handelszaken aan te trekken. Deze sluit aan bij de wereldwijde trend van ‘ranking justice systems’. Een vraag die daarbij opkomt, is hoe deze judiciële competitie zich verhoudt tot de Europese civiele rechtsruimte waarin samenwerking, wederzijds vertrouwen, een principiële gelijkheid van rechtssystemen en afstemming centraal staan. Betoogd wordt dat judiciële competitie als zodanig niet in strijd is met de beginselen van de Europese civiele samenwerking. Zij kan een bijdrage leveren aan een gezonde concurrentieverhouding, die economische voordelen en een kwaliteitsimpuls aan de geschillenbeslechting geeft. De wel gevreesde ‘race to the bottom’ in het procesrecht is onwaarschijnlijk. Ook staat competitie samenwerking in grensoverschrijdende zaken niet in de weg; zij kan het wederzijds vertrouwen juist versterken. Wel behoeven de primair economische waardering van het recht en de competitiedrang enige relativering. Voor zover er een spanning bestaat met het EU-recht, is voor de EU-wetgever een rol weggelegd om het gelijke speelveld voor de betrokken actoren en de lidstaten te bewaken en te bevorderen, waar nodig door harmonisatie.
Original language | Dutch |
---|---|
Pages (from-to) | 1745-1806 |
Number of pages | 62 |
Journal | Tijdschrift voor Privaatrecht |
Volume | 2014 |
Issue number | 4 |
Publication status | Published - 2014 |
Research programs
- SAI 2008-06 BACT