Abstract
Sinds 2009 kan de ISD ook worden opgelegd aan vreemdelingen die geen rechtmatig verblijf hebben in Nederland in de zin van artikel 8 Vreemdelingenwet 2000. De komst van de zogeheten ISD/VRIS-modaliteit stond van meet af aan ter discussie, want wordt het vrijheidsbenemend kader van het strafrecht dan niet gebruikt – misbruikt – als oneigenlijk middel tot uitzetting?
In het kader van dit themanummer is de vraag relevant hoe de ISD/VRIS-maatregel, nu 15 jaar na het mogelijk maken daarvan, uitvoering krijgt in de praktijk. Wordt de maatregel daadwerkelijk opgelegd, en zo ja, in welke ISD-inrichting(en) wordt de sanctie voor deze doelgroep dan ten uitvoer gelegd, met welk regime, welke rechtspositie en welke rechterlijke normering? Die vragen staan centraal in deze bijdrage. Eerst wordt het wettelijk en beleidsmatig kader voor oplegging van de ISD/VRIS-maatregel geschetst (par. 2), om daarna achtereenvolgens in te gaan op de uitvoeringspraktijk (par. 3) en de jurisprudentie ter zake (par. 4). De bijdrage wordt afgesloten in paragraaf 5.
Original language | Dutch |
---|---|
Pages (from-to) | 94-102 |
Journal | Boom Strafblad |
Volume | 2024 |
Issue number | 2 |
DOIs | |
Publication status | Published - 2024 |
Research programs
- SAI 2005-04 MSS