Abstract
X (nv; belanghebbende) houdt zich enkel bezig met houdster- en/of financieringsactiviteiten. X doet aangifte vennootschapsbelasting in USD.
X verwerft alle aandelen in Y (bv). De prijs van de aandelen wordt betaald in Maleise ringgit (MYR). X is vervolgens juridisch gefuseerd met Y. Op het fusietijdstip beschikte X over een bedrag van ruim USD 68 miljoen aan voorwaarts te verrekenen houdster- en financieringsverliezen in de zin van artikel 20, lid 4, Wet VpB 1969. Y beschikte op het fusietijdstip niet over compensabele verliezen.
X heeft in haar aangifte een valutawinst aangegeven en daarmee voorfusieverliezen verrekend.
Bij Rechtbank Den Haag was de aanslag vennootschapsbelasting voor het jaar 2015 in geschil.
De Rechtbank heeft geoordeeld dat valutawinst niet onder de deelnemingsvrijstelling valt op grond van artikel 13, lid 6, Wet VpB 1969. De Rechtbank heeft verder geoordeeld dat X niet voldoet aan de werkzaamhedentoets van artikel 20, lid 4, Wet VpB 1969, waardoor houdsterverliezen uit eerdere jaren niet verrekend kunnen worden met 2015-winst. Standaardvoorwaarde 2a maakt dit niet anders.
X heeft (sprong)cassatieberoep ingesteld met het betoog dat artikel 13, lid 6, Wet VpB 1969 naar zijn tekst wel op haar geval van toepassing is. Ook naar doel en strekking van die bepaling acht zij die van toepassing (middel 1). Dit middel faalt, aldus A-G Wattel. Ook middel 2 inzake de houdsterverliesregeling faalt, aldus de A-G. Wat X wil bereiken, lijkt de A-G geenszins onredelijk, maar hij acht het juridisch niet haalbaar.
De A-G geeft de Hoge Raad in overweging om het cassatieberoep ongegrond te verklaren.
X verwerft alle aandelen in Y (bv). De prijs van de aandelen wordt betaald in Maleise ringgit (MYR). X is vervolgens juridisch gefuseerd met Y. Op het fusietijdstip beschikte X over een bedrag van ruim USD 68 miljoen aan voorwaarts te verrekenen houdster- en financieringsverliezen in de zin van artikel 20, lid 4, Wet VpB 1969. Y beschikte op het fusietijdstip niet over compensabele verliezen.
X heeft in haar aangifte een valutawinst aangegeven en daarmee voorfusieverliezen verrekend.
Bij Rechtbank Den Haag was de aanslag vennootschapsbelasting voor het jaar 2015 in geschil.
De Rechtbank heeft geoordeeld dat valutawinst niet onder de deelnemingsvrijstelling valt op grond van artikel 13, lid 6, Wet VpB 1969. De Rechtbank heeft verder geoordeeld dat X niet voldoet aan de werkzaamhedentoets van artikel 20, lid 4, Wet VpB 1969, waardoor houdsterverliezen uit eerdere jaren niet verrekend kunnen worden met 2015-winst. Standaardvoorwaarde 2a maakt dit niet anders.
X heeft (sprong)cassatieberoep ingesteld met het betoog dat artikel 13, lid 6, Wet VpB 1969 naar zijn tekst wel op haar geval van toepassing is. Ook naar doel en strekking van die bepaling acht zij die van toepassing (middel 1). Dit middel faalt, aldus A-G Wattel. Ook middel 2 inzake de houdsterverliesregeling faalt, aldus de A-G. Wat X wil bereiken, lijkt de A-G geenszins onredelijk, maar hij acht het juridisch niet haalbaar.
De A-G geeft de Hoge Raad in overweging om het cassatieberoep ongegrond te verklaren.
Original language | Dutch |
---|---|
Journal | NLFiscaal |
Volume | 2022 |
Issue number | 1330 |
Publication status | Published - 2022 |
Externally published | Yes |
Court cases
Court | A-G Wattel |
---|---|
Date of judgement | 24/05/22 |
ECLI ID | ECLI:NL:PHR:2022:509 |
Case number | 21/05123 |