Dwangsom wegens niet-tijdig doen uitspraak op bezwaar; geen belang bij cassatie

Lukas Hendriks

Research output: Contribution to journalCase noteProfessional

35 Downloads (Pure)

Abstract

Vanwege een gedeeltelijke teruggaaf van OZB heeft de Heffingsambtenaar de aan X (belanghebbende) toekomende invorderingsrente bij beschikking vastgesteld op € 0,53. X heeft bezwaar gemaakt.

Op 19 mei 2021 heeft de Heffingsambtenaar een ingebrekestelling ontvangen wegens het niet tijdig doen van uitspraak op bezwaar. X drong erop aan dat die uitspraak alsnog zou worden gedaan.

Bij uitspraak van 18 juni 2021 heeft de Heffingsambtenaar het bezwaar gegrond verklaard en de invorderingsrente op € 1 vastgesteld.

X had beroep ingesteld bij Rechtbank Noord-Nederland vanwege het niet tijdig nemen van een beschikking over de verschuldigdheid en de hoogte van de dwangsom. De Rechtbank heeft het beroep niet-ontvankelijk verklaard. Het daartegen ingestelde verzet is ongegrond verklaard.

In cassatie voert X terecht aan dat de Rechtbank ten onrechte ervan is uitgegaan dat X een dwangsom verlangde wegens het uitblijven van een dwangsombeschikking.

De stukken laten geen andere conclusie toe dan dat X naar aanleiding van zijn ingebrekestelling een dwangsombeschikking verlangde wegens het niet tijdig doen van de uitspraak op het bezwaar tegen de beschikking over de invorderingsrente.

Hoewel het middel gegrond is, kan het niet tot cassatie leiden. Uit de uitspraak van de Rechtbank blijkt immers dat de Heffingsambtenaar de dwangsom heeft uitbetaald. De ontvangst en de juistheid van de omvang ervan zijn in cassatie niet bestreden. X heeft daarom geen belang bij cassatie.

De Hoge Raad verklaart het cassatieberoep niet-ontvankelijk.
Original languageDutch
JournalNLFiscaal
Volume2023
Issue number0551
Publication statusPublished - 16 Mar 2023

Court cases

CourtHoge Raad der Nederlanden
Date of judgement2/03/23
ECLI IDECLI:NL:HR:2023:331
ECLI ID22/00947

Research programs

  • SAI 2007-05 FA

Cite this