Geen sprake van avas bij ontbreken eHerkenning; verzuimboete terecht

Research output: Contribution to journalCase noteProfessional

Abstract

Belanghebbende is uitgenodigd tot het doen van aangifte Vpb 2019. Op verzoek is uitstel verleend tot 1 november 2020. Op 25 januari 2021 is belanghebbende herinnerd tot het doen van aangifte en op 5 maart 2021 gemaand tot het doen van aangifte vóór 19 maart 2021. Op 17 maart 2021 heeft belanghebbende verzocht om extra uitstel. Dit verzoek en meerdere verzoeken erna zijn telkens afgewezen. Omdat geen aangifte is ingediend, is een aanslag met verzuimboete opgelegd. Belanghebbende komt in beroep tegen de verzuimboete en stelt dat sprake is van avas. Zij werd verplicht om aangifte te doen met een eHerkenningsmiddel waarover zij niet beschikte en waarvoor zij een contract met een commerciële partij moest aangaan. De rechtbank oordeelt dat de Hoge Raad (NTFR 2022/3854) reeds heeft uitgemaakt dat er een wettelijke grondslag is voor de verplichting om gebruik te maken van eHerkenning. Ook is reeds beslist dat het toelaatbaar is dat de aangifteplichtige kosten moet maken om aan deze verplichting te voldoen. Bovendien gold een compensatieregeling voor de te maken kosten. De stelling dat belanghebbende niet gedwongen mag worden om een contract met een derde af te sluiten, vindt geen steun in het recht. Voorts had belanghebbende ook op een andere wijze, bijvoorbeeld met aangiftesoftware, aan haar aangifteverplichting kunnen voldoen. Het beroep op avas wordt daarom verworpen. De boete is terecht opgelegd maar wordt nog verminderd wegens overschrijding van de redelijke termijn.
Original languageDutch
Article number1319
JournalNTFR
Volume2024
Issue number31-32
Publication statusPublished - 7 Aug 2024

Court cases

TitleECLI:NL:RBZWB:2024:4474
CourtRechtbank Zeeland-West Brabant
Date of judgement28/06/24

Research programs

  • SAI 2007-05 FA

Cite this