Abstract
Toezicht op en handhaving van IMVO-wetgeving kan in beginsel gerealiseerd worden via het privaatrecht, via het bestuursrecht, via het strafrecht, of via combinaties van instrumenten uit deze drie rechtsgebieden. Daarbij geldt dat elk van deze rechtsgebieden anders van aard is en in samenhang daarmee andere voor- en nadelen kent waar het gaat om de inzetbaarheid ervan als handhavingsmechanisme bij IMVO-wetgeving.
In de verschillende due diligence-wetgevingsinitiatieven die de afgelopen jaren voorgesteld dan wel aangenomen zijn in een aantal Europese landen – waaronder Nederland – en op EU-niveau, zijn uiteenlopende keuzes gemaakt met betrekking tot de manier waarop de in deze wetgeving vervatte due diligence-verplichting
wordt gehandhaafd. Zo zet de in 2019 aangenomen (maar nog niet in werking getreden) Nederlandse Wet Zorgplicht Kinderarbeid in op een combinatie van bestuursrechtelijke en strafrechtelijke handhavingsinstrumenten. In het recente Commissievoorstel voor een Corporate Sustainability Due Diligencerichtlijn
wordt een andere keuze gemaakt, namelijk voor een combinatie van bestuursrechtelijke en privaatrechtelijke handhavingsinstrumenten. Frankrijk is het enige land waar tot dusverre enige praktijkervaring bestaat met de handhaving van due diligence-wetgeving; de handhaving van de in 2018 in werking getreden Loi de Devoir de Vigilance geschiedt door middel van privaatrechtelijke instrumenten, al bestaat er momenteel wel discussie over het al dan niet instellen van een toezichthouder.
De laatste drie decennia groeit het aantal rechtszaken tegen internationaal opererende ondernemingen over schending van IMVO-zorgplichten geleidelijk, zowel in Nederland als in de ons omringende landen. Hoewel deze procedures vrijwel allemaal zijn ingesteld vóór de totstandkoming van (of los van) de hier genoemde wetgevingsinitiatieven, geven zij een beeld van de mogelijkheden en de beperkingen binnen (met name) het strafrecht en het privaatrecht om op te treden tegen IMVO-normschendingen. De ervaringen met bestuursrechtelijke handhaving van due diligence-wetgeving door publieke toezichthouders zijn tot dusverre beperkt, ook in het buitenland. Gekeken zou kunnen worden naar de manier waarop de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit het toezicht op de naleving van de Europese Houtverordening vormgeeft; datzelfde geldt voor (meer recent) de rol van de inspecteur-generaal Leefomgeving en Transport in het toezicht op de naleving van de Europese Conflictmineralenverordening. Daarnaast kan in dit verband kan gewezen worden op de ervaringen van de publieke instantie die toezicht houdt op de naleving van de in 2015 in werking getreden Zwitserse wet die ziet op (het voorkomen van) de betrokkenheid van Zwitserse particuliere militaire en beveiligingsbedrijven bij ernstige mensenrechtenschendingen in conflictgebieden.
In de verschillende due diligence-wetgevingsinitiatieven die de afgelopen jaren voorgesteld dan wel aangenomen zijn in een aantal Europese landen – waaronder Nederland – en op EU-niveau, zijn uiteenlopende keuzes gemaakt met betrekking tot de manier waarop de in deze wetgeving vervatte due diligence-verplichting
wordt gehandhaafd. Zo zet de in 2019 aangenomen (maar nog niet in werking getreden) Nederlandse Wet Zorgplicht Kinderarbeid in op een combinatie van bestuursrechtelijke en strafrechtelijke handhavingsinstrumenten. In het recente Commissievoorstel voor een Corporate Sustainability Due Diligencerichtlijn
wordt een andere keuze gemaakt, namelijk voor een combinatie van bestuursrechtelijke en privaatrechtelijke handhavingsinstrumenten. Frankrijk is het enige land waar tot dusverre enige praktijkervaring bestaat met de handhaving van due diligence-wetgeving; de handhaving van de in 2018 in werking getreden Loi de Devoir de Vigilance geschiedt door middel van privaatrechtelijke instrumenten, al bestaat er momenteel wel discussie over het al dan niet instellen van een toezichthouder.
De laatste drie decennia groeit het aantal rechtszaken tegen internationaal opererende ondernemingen over schending van IMVO-zorgplichten geleidelijk, zowel in Nederland als in de ons omringende landen. Hoewel deze procedures vrijwel allemaal zijn ingesteld vóór de totstandkoming van (of los van) de hier genoemde wetgevingsinitiatieven, geven zij een beeld van de mogelijkheden en de beperkingen binnen (met name) het strafrecht en het privaatrecht om op te treden tegen IMVO-normschendingen. De ervaringen met bestuursrechtelijke handhaving van due diligence-wetgeving door publieke toezichthouders zijn tot dusverre beperkt, ook in het buitenland. Gekeken zou kunnen worden naar de manier waarop de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit het toezicht op de naleving van de Europese Houtverordening vormgeeft; datzelfde geldt voor (meer recent) de rol van de inspecteur-generaal Leefomgeving en Transport in het toezicht op de naleving van de Europese Conflictmineralenverordening. Daarnaast kan in dit verband kan gewezen worden op de ervaringen van de publieke instantie die toezicht houdt op de naleving van de in 2015 in werking getreden Zwitserse wet die ziet op (het voorkomen van) de betrokkenheid van Zwitserse particuliere militaire en beveiligingsbedrijven bij ernstige mensenrechtenschendingen in conflictgebieden.
Original language | Dutch |
---|---|
Type | Factsheet |
Media of output | KNAW Parlement en Wetenschap |
Number of pages | 9 |
Publication status | Published - 12 May 2022 |
Research programs
- ESL - Law & Sustainable Business