Abstract
De opmerking dat bij de strafoplegging rekening moet worden gehouden met overschrijding van de redelijke termijn is geen uitdrukkelijk onderbouwd standpunt in de zin van art. 359 lid 2 Sv, nu dit niet inhoudt op welke gronden de redelijke termijn als overschreden moet worden beschouwd. Aan de mate van onderbouwing van zulk een door de verdediging gevoerd verweer worden thans geen zwaardere eisen gesteld dan onder het vóór wijziging van art. 359 Sv geldend recht.
Original language | Dutch |
---|---|
Article number | 54 |
Journal | Nederlandse Jurisprudentie. Uitspraken in Burgerlijke en Strafzaken |
Volume | 2012 |
Publication status | Published - 2012 |