Abstract
Zowel de betekenis als de inhoud van de wettelijke maximering van de tijdelijke gevangenisstraf is aan het schuiven. De wet ging tot voor kort, en gaat in feite nog steeds, uit van een redelijk sterk 'tussenmaximum' van 15 jaren dat alleen in uitzonderlijke, concreet aangeduide gevallen kan worden overschreden. Voor die uitzonderlijke gevallen gold aanvankelijk een maximum van 20, thans van 30 jaren. Dat tussenmaximum is, zelfs op het niveau van de strafbedreiging tegen het afzonderlijke delict, steeds zachter, steeds relatiever geworden. De mogelijkheid om in geval van terroristisch misdrijf van het tussenmaximum af te wijken, was daarvan het eerste voorbeeld. Die wijziging heeft iets van het hek op de dam dat verwijderd is. Bedreigingen met achttien jaren gevangenisstraf komen in het bijzonder deel van het Wetboek van Strafrecht thans als zodanig voor. De begrenzing van de maximale tijdelijke gevangenisstraf in geval van samenloop staat ter discussie. Inhoudelijk verschuift het perspectief in al deze ontwikkelingen naar het algemene, verhoogde maximum van thans 30 jaren als ultiem, maar dan ook wel enig maximum. De mogelijke invoering van een minimumstraf van vrijheidsbeneming van forse duur, alsmede de in Europees verband bepaald ietwat halsstarrige Nederlandse houding van 'levenslang is levenslag' remmen deze ontwikkeling bepaald niet af. Deze verschuiving is geen uitvloeisel van een min of meer systematische kijk op de regeling van de maximering van de lange vrijheidsstraf in de regeling van het wettelijke sanctiestelsel in het Wetboek van Strafrecht. Eerder is sprake van incidentele, niet samenhangende wijzigingen, discussie en jurisprudentie.
Original language | Dutch |
---|---|
Pages (from-to) | 1-20 |
Number of pages | 21 |
Journal | Delikt en Delinkwent |
Volume | 2012 |
Issue number | 42 |
Publication status | Published - 2012 |
Research programs
- SAI 2005-04 MSS