Telefonische triage van kinderen met koorts: Wat bepaalt of er een consult volgt?

Translated title of the contribution: Telephone triage of children with fever: What determines whether a consultation follows?

Miriam Monteny, Marjolein Berger*, Hans Van Der Wouden, Berth Broekman, Bart Koes

*Corresponding author for this work

Research output: Contribution to journalComment/Letter to the editorProfessionalpeer-review

Abstract

Inleiding Ernstige infecties komen weliswaar weinig voor bij kinderen, maar wanneer ouders de huisartsenpost bellen omdat hun kind koorts heeft, zal de huisarts dat kind vaak toch persoonlijk willen zien. De bestaande richtlijnen voor triage zijn echter bedoeld voor kinderen die al verwezen zijn, en dus niet per se geschikt voor gebruik op de huisartsenpost. Wij onderzochten welke factoren bij de triage op de huisartsenpost van invloed zijn op de uiteindelijke contactvorm. 
Methode Assistentes op de huisartsenpost in Rotterdam-Zuid vulden een korte vragenlijst in wanneer ouders opbelden omdat hun kind (tussen drie maanden en zes jaar oud) koorts had. De assistentes gingen ook na hoe bezorgd de ouders waren. Wij onderzochten of de telefonische triage uiteindelijk leidde tot een telefonisch advies, een consult op de post of een huisbezoek. Dekinderen waarom het ging, verdeelden we in twee leeftijdsgroepen: jonger dan anderhalf jaar en ouder dan anderhalf jaar. Voor beide leeftijdsgroepen ontwikkelden we een prognostisch model. 
Resultaten Op de huisartsenpost meldden zich 422 kinderen met koorts. Van hen kwam 73% uiteindelijk naar de post voor een consult. De jongste leeftijdsgroep maakte de grootste kans op een consult wanneer de ouders meldden dat hun kind minder dronk en benauwd was. Bij kinderen ouder dan anderhalf jaar was die kans het grootst wanneer de koorts langer dan twee dagen duurde, wanneer het kind volgens de ouders suf was of wanneer het volgens de ouders een bleke, grauwe of gevlekte huid had. Bij alle kinderen met deze alarmsymptomen verliep de triage conform de richtlijn. Kinderen die géén alarmsymptomen hadden, werden vaker ingepland voor een consult als de ouders zich zorgen maakten, ongeacht hun leeftijd. Conclusie De assistentes op de huisartsenpost volgden in grote lijnen de richtlijn. Verrassend genoeg bleek dat de meeste kinderen volgens de ouders alarmsymptomen hadden, hetgeen de validiteit van het vragen naar deze symptomen aan de ouders twijfelachtig maakt.
Translated title of the contributionTelephone triage of children with fever: What determines whether a consultation follows?
Original languageDutch
Pages (from-to)646-651
Number of pages6
JournalHuisarts en Wetenschap
Volume51
Issue number13
DOIs
Publication statusPublished - Jan 2008

Bibliographical note

Dit onderzoek is goedgekeurd door de Centrale Commissie Mensgebonden Onderzoek (P04.1341C). Het werd gesubsidieerd door ZonMW, Programma Alledaagse Ziekten (4200.0012).

Dit is een bewerkte vertaling van: Monteny M, Berger MY, Van der Wouden JC, et al. Triage of febrile children at a GP cooperative: determinants of a consultation. Br J Gen Pract. 2008; 58: 242-247. Publicatie gebeurt met toestemming van de uitgever.

Fingerprint

Dive into the research topics of 'Telephone triage of children with fever: What determines whether a consultation follows?'. Together they form a unique fingerprint.

Cite this