Abstract
Belanghebbende drijft een uitzendbureau en stelt onder meer buitenlandse werknemers ter beschikking aan haar opdrachtgevers. De werknemers komen uit de Europese Unie en wonen vaak meer dan 500 kilometer van de werkplek. Om die reden draagt belanghebbende zorg voor tijdelijk verblijf. Hiertoe sluit belanghebbende overeenkomsten met onder meer bungalowparken en bed and breakfasts. Belanghebbende brengt voor het verblijf geen vergoeding in rekening aan de werknemers. Belanghebbende is niet op grond van de cao verplicht het onderkomen te bekostigen en de werknemers zijn niet verplicht van het onderkomen gebruik te maken. Het centrum van leven van de werknemers wordt niet verplaatst naar Nederland. Hun families blijven in het buitenland wonen. De werknemers hebben geen invloed op waar en met wie zij worden gehuisvest. De voorbelasting met betrekking tot de kosten van de onderkomens zijn door belanghebbende in aftrek gebracht. De inspecteur meent dat de aftrek is uitgesloten op grond van het BUA. In beroep zijn partijen het erover eens dat HR 13 november 2020, nr. 18/04901, NTFR 2020/3325 leidend is. Uitsluitend is in geschil of het huren van de onderkomens primair wordt opgeroepen door de bijzondere behoeften van de onderneming. De rechtbank legt de bewijslast daaromtrent bij belanghebbende. Hierin is zij naar het oordeel van de rechtbank geslaagd. Circa 75% van de uitzendkrachten komt uit het buitenland. Gelet op het feit dat de lonen van buitenlandse werknemers even hoog zijn als die van binnenlandse werknemers, en belanghebbende voor buitenlandse werknemers meer kosten moet maken, acht de rechtbank aannemelijk dat de Nederlandse arbeidsmarkt zodanig is dat belanghebbende genoodzaakt is buitenlandse arbeidskrachten te werven. Het is daarom aannemelijk dat het huren van de onderkomens primair wordt opgeroepen door de bijzondere behoeften van de onderneming. Juist omdat belanghebbende bereid is om onverplicht extra huisvestingskosten op zich te nemen, is dat een zwaarwegende aanwijzing dat het aanbieden van een onderkomen gelegen is in de bijzondere behoefte om buitenlandse arbeidskrachten aan te trekken. Daar komt bij dat de buitenlandse arbeidskrachten in de woonstaat hun ‘thuis’ hebben en dat het voor hen moeilijk is om zelf een betaalbaar onderkomen te vinden. Dat het bieden van een onderkomen een aantrekkelijke arbeidsvoorwaarde is, doet daaraan niets af. Dit sluit immers niet uit dat het huren van onderkomens primair wordt opgeroepen door de bijzondere behoeften van de onderneming. Het BUA is derhalve niet van toepassing op de huisvestingskosten van de werknemers.
(Beroep gegrond.)
(Beroep gegrond.)
Original language | Dutch |
---|---|
Article number | 2850 |
Journal | Nederlands Tijdschrift voor Fiscaal Recht |
Volume | 2021 |
Issue number | 35 |
Publication status | Published - 2 Sept 2021 |
Court cases
Court | Rechtbank Zeeland-West Brabant |
---|---|
Date of judgement | 2/07/21 |
ECLI ID | ECLI:NL:RBZWB:2021:3275 |
Research programs
- SAI 2007-05 FA