Abstract
Deze bijdrage betwist de stelling van de auteurs van ‘Over vermeende wetshistorische rechtsvinding en selectieve interpretatie’ dat de rechters tegenwoordig bewust afwijken van de bedoeling van de wetgever en eigen recht vormen. Volgens de auteurs dient de rechter zich primair te richten op de bedoeling van de wetgever, zoals die primair kan worden achterhaald aan de hand van de bewoordingen van de wet. Mocht de grammaticale uitleg onverhoopt onvoldoende richtsnoer bieden, dan zou de bedoeling moeten worden achterhaald met name door bij de wetshistorie te rade te gaan. Een dergelijk rechtsvindingsmodel is echter onhoudbaar, zoals reeds door een reeks van rechtsfilosofische scholen rond het begin van de twintigste eeuw is aangetoond. In deze bijdrage wordt betoogd dat het arrest Maring/Assuradeuren, dat door de auteurs wordt aangehaald als voorbeeld hoe de rechter wel te werk dient te gaan, juist de onhoudbaarheid toont van hun rechtsvindingsmodel. Daarnaast wordt in de bijdrage een door de auteurs bekritiseerde uitspraak van de Raad van State geanalyseerd. Anders dan de auteurs betogen wijkt de rechter hier niet bewust af van de wet om eigen recht te vormen
Original language | Dutch |
---|---|
Title of host publication | Trouble in de Trias |
Subtitle of host publication | Bijdragen over de verhoudingen tussen de Nederlandse staatsmachten |
Editors | R. Jansen, T. van Polanen, D. Sander, P. Sijtsma |
Place of Publication | 9789493199170 |
Pages | 277-282 |
Number of pages | 5 |
Edition | 1 |
Publication status | Published - 24 Mar 2021 |
Research programs
- SAI 2010-01 RRL